De sociaal-economische integratie van vluchtelingen is van cruciaal belang in de bescherming en hulpverlening. Vluchtelingen worden zo meer zelfredzaam, economisch onafhankelijk terwijl tegelijkertijd de economie van de opvanggemeenschap groeit. Dat zegt Raouf Mazou, hoofd UNHCR in Afrika.
Mazou werkt al jaren voor UNHCR en had altijd een redelijk klassiek beeld over de hulpverlening aan vluchtelingen. Dat veranderde compleet toe hij een paar jaar terug collega’s van de Wereldbank mocht rondleiden in het Kukuma vluchtelingenkamp in Kenia.
“We liepen door het kamp en zoals gewoonlijk lette ik vooral op de kwetsbaarheid van de mensen,” vertelt Mazou. “Totdat een medewerker van de bank stopte voor een kleine mobiele telefoonwinkel en zei: ‘Dit is interessant. Betekent dit dat de mensen hier mobiele telefoons kopen? En hoe zit dat met de persoon die de telefoons verkoopt? Wat is zijn vermogen? Hoe zouden we hem verder kunnen helpen?'”
Tijdens het bezoek werden diezelfde vragen gesteld bij andere kleine ondernemers: mensen die simkaarten voor internet verkochten, elektriciteit aanboden of motortaxi’s. “In een klap was mijn beeld over het vluchtelingenkamp en over de invulling van mijn functie compleet veranderd. Normaal gaan naar een plek en focussen we ons op de mensen die het meeste lijden, wie het snelste onze hulp nodig hebben. Maar we vergeten te kijken naar wie het meest talentvol is, wie potentie heeft en wie al zelf iets bouwt of neerzet.”
Mazou wilde meer weten over deze andere kijk. Samen met de Wereldbank onderzocht UNHCR het economische effect van een grote vluchtelingengemeenschap. Het eerste rapport dat in 2016 werd uitgebracht, Yes, in my backyard, toonde aan dat de aanwezigheid van vluchtelingen in de regio Turkana had geleid tot een flinke economische groei. Ook het tweede rapport Kakuma as a Marketplace (2018) toonde een vergelijkbare uitkomst. Het Kakuma kamp, met 180.000 inwoners in en rondom het kamp, droeg met in totaal een waarde van 56 miljoen dollar per jaar fors bij aan de lokale economie.
“Onze verantwoordelijkheid ligt ook in het bieden van perspectief en hoop.”
Met deze cijfers hoopt Mazou de private sector te interesseren om in vluchtelingen te investeren. “Het gaat vaak maar om kleine dingen: een lening, een training om hun boekhouding te verbeteren of een verzekering om zich te kunnen beschermen tegen ziekte,” vertelt hij. “Ze kunnen en doen al een heleboel zelf.”
En dat is maar goed ook, want gemiddeld genomen kunnen vluchtelingen pas na 17 jaar terug naar huis. Mazou: “We kunnen ze al die tijd niet alleen maar voorzien van eten elke maand. Onze verantwoordelijkheid ligt ook in het bieden van perspectief en hoop.” Daarin kan de private sector een belangrijke rol spelen. Ze kunnen vluchtelingen helpen hun droom te realiseren, ook al leven ze in ballingschap. We kunnen ze helpen met omscholen, hun startende bedrijfjes helpen formaliseren.
“Als de bedrijfjes door de overheid worden erkend, de ondernemers belasting betalen en geregistreerd staan, kunnen ze in ruil van een kleine investering helpen de economie op gang te brengen. Vluchtelingen krijgen zo een kans, creëren waarde, welvaart en werkgelegenheid. Als ze voor waarde zorgen, is het voor de gemeenschap weer makkelijker om ze op te nemen. Tegelijkertijd verbeteren we hun positie voor het moment dat ze weer terug kunnen keren naar hun land van herkomst. Met hun nieuwe vaardigheden en inkomsten zijn ze beter in staat hun land weer op te bouwen.”
Deel op Facebook Deel op Twitter