Hun ouders, broers en zussen waren in Nederland, maar de yezidi-zussen Kouri (23) en Amina (22) moesten achterblijven in Irak. Toen viel IS hun dorp aan.
Amina: ‘We waren heel blij dat onze familie naar Nederland mocht komen, maar wij mochten niet mee.” Hun vader was in 2013 naar Nederland gevlucht vanwege de toenemende onrust in Irak en de discriminatie en vervolging van jezidi’s. Via gezinshereniging mocht de rest van het gezin in juni 2014 komen, behalve Kouri (toen 20 jaar) en Amina (toen 18 jaar). Volgens de Nederlandse overheid kwamen zij als meerderjarige kinderen niet in aanmerking voor gezinshereniging.
Drie maanden later, in augustus 2014, viel IS hun dorp Sinjar binnen. Kouri: “Andere yezidi’s waarschuwden ons dat IS vlakbij was. We hadden geen auto, dus we zijn de berg op gevlucht. Het hele dorp moest daarheen. We wisten dat IS ouderen en mannen hadden vermoord en vrouwen hadden ontvoerd en verkracht.” Kouri heeft tranen in haar ogen. “We hadden alleen ons paspoort meegenomen, in de hoop dat we nog naar Nederland konden.”
Op de berg was niets: geen eten, water, geen beschutting. In de verzengende hitte moesten de zussen zien te overleven. Kouri: “Het was heel heftig. Mensen gingen dood.” Er werden pakketten gedropt door het Amerikaanse leger voor de gevluchte yezidi’s. “In de pakketten zat alleen water. Soms waren flessen gebroken, en we konden niet alle pakketten bereiken. Er was niet genoeg water voor iedereen.” Doordat PKK strijders in gevecht met IS een vluchtroute vrijmaakten, konden Kouri en Amina na 9 dagen van de berg komen.
Ze verbleven vervolgens in vluchtelingenkampen in Syrië en Irak. De tijd in het kamp was zwaar. Kouri: “We wisten niet wat ons te wachten stond. Zouden we naar onze familie weerzien? Zouden we ontvoerd, verkracht en vermoord worden door IS? We leefden op hoop.” Het kamp in Irak lag even buiten Mosul, op 10 km afstand van IS-gebied. “We konden 1 keer per maand bellen met onze ouders. Maximaal 1 of 2 minuten.”
In Nederland vochten hun ouders voor een visum voor hun dochters. Een eerste bezwaar in augustus 2014 werd afgewezen. Voor de familie in Nederland, hun ouders en acht broertjes en zusjes, was het een ontzettend zware periode.
UNHCR heeft het beroep van de familie bij de rechtbank ondersteund en bij de staatssecretaris aangedrongen om ook meerderjarige kinderen voor gezinshereniging in aanmerking te laten komen. UNHCR-medewerker Luke Korlaar: “Het was hartverscheurend om te zien hoeveel verdriet de ouders van Amina en Kouri hadden doordat hun dochters niet bij hen waren, en doordat ze wisten dat ze zoveel gevaar liepen in Irak. Ik ben blij dat UNHCR en andere organisaties hebben kunnen bijdragen aan een positieve verandering in het beleid om gezinnen te herenigen.”
In juni 2015 kregen de zussen alsnog een visum voor Nederland. Amina: “Toen we hoorden dat we mochten komen, was dat de eerste keer in dat jaar dat ik blij was.” Het beleid is sinds 2015 officieel gewijzigd. Jongvolwassen die nog bij hun vader en/of moeder woonden en nog steeds van hen afhankelijk zijn, kunnen nu ook via gezinshereniging met hun ouders worden herenigd.
In juli 2015 zijn Kouri en Amina herenigd met hun familie in Nederland. “We hebben hier een beter leven. We kunnen naar school. In Irak waren we altijd bang, en mochten we niet werken.”
Kouri en Amina zijn nu allebei bezig met inburgeren. Kouri volgt daarnaast een interieuropleiding. Amina heeft net stage gelopen bij een kapper. Amina: “Ik wil naar school, en dan kapster worden in Nederland.” Kouri: “Ik wil andere meiden helpen die in een zelfde situatie zitten als wij hebben gezeten.”
Deel op Facebook Deel op Twitter