Door Filippo Grandi, de VN Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen.
New York, 30 mei 2024
Mijnheer de Voorzitter,
Het is een eer om mijn (inmiddels) traditionele briefing aan de Veiligheidsraad te geven tijdens het voorzitterschap van Mozambique. Zoals we hebben besproken, bezocht ik uw land in maart en zag ik uit eerste hand hoe Mozambique worstelt met veel van de globale uitdagingen waarmee de wereld wordt geconfronteerd, en de impact daarvan op het dagelijks leven van mensen – of het nu gaat om de verwoestende impact van de klimaatcrisis, gewelddadige interne conflicten die worden aangewakkerd door gewapende groepen, en wijdverspreide gedwongen ontheemding als gevolg daarvan. Ik werd geïnspireerd door president Nyusi die, toen hij beschreef hoe Mozambique deze problemen aanpakte, eraan toevoegde dat het belangrijk was dat, ik citeer, “de huidige situatie ons niet afleidt van het werken aan oplossingen”.
Deze boodschap is voor ons allemaal en is ook toepasselijk voor de Veiligheidsraad, nu u geconfronteerd wordt met de huidige ernstige uitdagingen voor vrede en veiligheid. Het is een cruciale boodschap als we verder willen gaan dan loze praatjes en de problemen van mensen willen oplossen.
Vergeet niet dat deze problemen ook het risico en de realiteit van gedwongen ontheemding omvatten – omdat deze dimensie soms aan de kant wordt geschoven! Het aantal mensen dat huis en haard heeft moeten ontvluchten door oorlog, geweld en vervolging is volgens onze laatste telling opgelopen tot 114 miljoen. Volgende maand zullen we dit cijfer updaten. Het aantal zal hoger liggen. De politieke oplossingen die nodig zijn om ontheemding op te lossen, blijven duidelijk uit.
Mijnheer de Voorzitter,
In oktober heb ik deze Raad voor het laatst toesproken. Toen deelde ik mijn mening over verschillende crises en waarschuwde ik dat humanitaire hulpverleners weliswaar niet opgeven, maar wel het breekpunt bijna hebben bereikt. Er zijn inmiddels zeven maanden verstreken, maar de situatie is niet veranderd. Tot mijn grote spijt zal ik dus opnieuw moeten spreken over dezelfde crises – en over hoe een steeds groter aantal mensen hierdoor ontheemd raakt.
[tekst gaat verder onder de video]
Waarom gebeurt dit? De redenen zijn veelvuldig, en vaak gerelateerd aan geopolitiek – wat uw vakgebied is, niet het mijne! Ik wil me echter richten op een meer directe factor, waarvan mijn collega’s en ik – en eigenlijk alle humanitaire hulpverleners – getuige zijn in hun dagelijkse werk: niet-naleving van het internationaal humanitair recht. “Niet-naleving” is een kille en technische uitdrukking: wat het echt betekent, is dat partijen in conflicten – steeds vaker, overal, bijna allemaal – de basisregels van het oorlogsrecht niet meer respecteren en soms zelfs doen alsof ze dat doen; burgers worden in steeds grotere aantallen gedood; verkrachting en andere vormen van seksueel geweld worden als oorlogswapen gebruikt; civiele infrastructuur wordt geraakt en vernietigd; humanitaire hulpverleners worden doelwit. U hoort en bespreekt dit elke dag. De voorzitter van het Internationale Comité van het Rode Kruis – dat de verantwoordelijkheid heeft om deze wetgeving te handhaven – sprak vorige week tot u over dit onderwerp. Maar ik wil dat u het ook van mij hoort, omdat we bij UNHCR te maken hebben met één specifiek gevolg van deze schendingen: omdat deze wrede vijandelijkheden niet alleen bedoeld zijnom burgers te vernietigen, maar ook om ze angst aan te jagen, hebben burgers – steeds vaker – geen andere keuze dan te vluchten, in doodsangst.
Een voorbeeld hiervan is wat er in Gaza gebeurd is sinds de aanvallen van Hamas afgelopen 7 oktober, en gedurende het Israëlische offensief. Ik sluit me aan bij degenen die er bij u op hebben aangedrongen om te streven naar een onmiddellijk staakt-het-vuren, de vrijlating van gijzelaars en de volledige hervatting van humanitaire hulp; en bovenal, om kosten noch moeite te sparen om een echt vredesproces weer op gang te brengen – de enige manier om vrede en veiligheid voor Israëliërs en Palestijnen te garanderen. Helaas is dit allemaal nog niet gebeurd. De gruwelijke gebeurtenissen in Rafah maakten ons opnieuw getuige van honderdduizenden mensen die dodelijke aanvallen probeerden te ontlopen door zich verwoed te verplaatsen in de beperkte, begrensde ruimte van Zuid-Gaza, die slechts bereikt worden door een minimale hoeveelheid hulp; waarbij tientallen (huh? Tientallen?) mensen het leven verloren. Onder de vele beelden van dit conflict die ons nog lang zullen achtervolgen, zijn die van wanhopige mensen die gevangen zitten en vaak gedood worden in oorlogsgebied. Hun veiligheid moet onze – uw – grootste zorg zijn. En terwijl UNHCR – met volledige inachtneming van de taakverdeling met UNRWA – daar niet operationeel is en zal zijn, wil ik zeggen – vanuit het perspectief van mijn rol en mijn mandaat – dat hoewel Palestijnen moeten worden beschermd waar ze ook zijn, het afschuwelijke dilemma van de vraag of ze Gaza moeten verlaten – of niet – er een is dat Israël duidelijk moet vermijden; want ja, er is inderdaad een universeel recht om asiel aan te vragen, waar zo vaak gehoor aan wordt gegeven door landen die aan conflictzones grenzen, en waar ik altijd voor zal pleiten, als een principekwestie. Maar in dit geval is er ook – en vooral – de internationale wettelijke verplichting van een bezettingsmacht om de burgerbevolking niet te dwingen om het grondgebied dat ze bezet houdt, te ontvluchten. En nog een gedwongen exodus van Palestijnen zal alleen maar een hardnekkiger probleem creëren en een oplossing voor dit decennialange conflict onmogelijk maken.
De oorlog in Gaza is ook een tragische herinnering aan wat er gebeurt als conflicten (en in het verlengde daarvan een vluchtelingencrisis) niets gedaan wordt. Het moet ook dienen als een oproep om andere onopgeloste crises niet te vergeten. Een grimmig (en nabij) voorbeeld is dat 13 jaar na het begin van het conflict in Syrië nog steeds 5,6 miljoen Syrische vluchtelingen in buurlanden verblijven, die ook al generaties lang Palestijnse vluchtelingen opvangen, waarbij de benarde situatie van Libanon het meest zorgwekkend blijft en de spanningen over de aanwezigheid van vluchtelingen in dat land opnieuw zeer acuut zijn; en Jordanië, een ander groot gastland voor Syriërs, dat precies tussen twee crises in zit.
De benarde situatie van de Syrische vluchtelingen krijgt echter pas aandacht wanneer andere factoren opduiken – de laatste tijd hebben sommige aankomsten van Syriërs in EU-landen geleid tot een vlaag van voorstellen over hoe het probleem op te lossen, onder andere door het terugsturen van vluchtelingen naar zogenaamde “veilige gebieden” in Syrië. Ik wil van de gelegenheid gebruik maken om nogmaals ons standpunt over deze kwestie te herhalen: de vrijwillige, veilige terugkeer van Syrische vluchtelingen naar hun thuisland is de beste oplossing en hun recht; hoewel de meeste vluchtelingen ooit zouden willen terugkeren, doen momenteel erg weinigen dit, omdat ze ofwel bang zijn om doelwit te worden van en geen vertrouwen hebben in de Syrische regering, ofwel bezorgd zijn dat de levensomstandigheden in Syrië – diensten, huisvesting, werk – erbarmelijk zijn. Het is de verantwoordelijkheid van de Syrische regering om de eerste reeks belemmeringen aan te pakken. Verder dringen we er bij alle donorlanden op aan om de steun voor vroegtijdig herstel te intensiveren, in lijn met resolutie 2642 van de Veiligheidsraad. Als we het Syrische vluchtelingenprobleem serieus willen oplossen – en dat moeten we – is de enige manier om voortgang te boeken het overwinnen van politieke beperkingen en het werken op beide vlakken met alle belanghebbenden – zoals UNHCR al doet.
Ondertussen blijven schendingen van het internationaal humanitair recht een verwoestend effect hebben op miljoenen levens over de hele wereld, onder andere door mensen te dwingen om te vluchten. In geen enkele – geen enkele! – van de vluchtelingen- en ontheemdingscrises die ik u afgelopen oktober beschreef, hebben we enig teken van vooruitgang in dit opzicht gezien.
Bijvoorbeeld Myanmar, waar sinds mijn laatste briefing aan u meer dan 1,5 miljoen mensen door geweld ontheemd zijn geraakt, wat het totaal op meer dan drie miljoen brengt. Vooral de situatie in de deelstaat Rakhine is zorgwekkend. Het conflict tussen de strijdkrachten van Myanmar en het Arakanleger is opnieuw opgelaaid, waardoor verschillende etnische groepen ontheemd zijn geraakt en de Rohingya-gemeenschap tussen de partijen is ingeklemd en het doelwit is geworden van gevaarlijk misbruik, stigmatisering en gedwongen rekrutering. Ik wil hier mijn recente oproep herhalen aan de partijen om de bescherming van burgers en hulpverleners te garanderen; aan de buurlanden van Myanmar om vluchtelingen die vluchten voor hun leven een veilige toegang te verlenen; en aan u om ervoor te zorgen dat een politiek proces om de problemen van Myanmar aan te pakken opnieuw (en serieus) op de internationale agenda wordt geplaatst, voordat sommige gevolgen de stabiliteit van de regio verder bedreigen.
In de Democratische Republiek Congo (DRC) is geweld tussen gewapende mannen zo gewoon dat geen enkele plek op aarde zo gevaarlijk is voor vrouwen en kinderen als in het oosten van dat land. En mijn reactie is niet naïef. Ik heb daar gewerkt. Ik ken de hardnekkige etnische problemen; de plundering van hulpbronnen door een groot aantal actoren, waaronder overheden; de regionale vertakkingen; het voortdurende gebrek aan respect voor het civiele karakter van vluchtelingenkampen door gewapende mannen, waardoor zowel de ontheemden als humanitaire hulpverleners in gevaar worden gebracht. Maar hoe kunnen leden van de Verenigde Naties, hoe kunnen ‘wij, de volkeren’, zo weinig aandacht besteden en zo weinig actie ondernemen op een plek waar seks met een kind voor minder dan een koud drankje kan worden gekocht? Wat een schandelijke smet op de mensheid!
Wij, humanitaire hulpverleners, proberen ons steentje bij te dragen. Vorig jaar vroeg president Tshisekedi UNHCR om nieuw leven te blazen in het zoeken naar oplossingen voor complexe situaties van gedwongen ontheemding over de grenzen van de regio heen, en in het bijzonder tussen Rwanda en de Democratische Republiek Congo. De Rwandese regering stemde hiermee in en we hervatten de dialoog, maar in werkelijkheid zal het zonder een breder politiek proces – of op zijn minst een politiek kader – moeilijk zijn om vooruitgang te boeken op humanitair vlak; en het wordt steeds moeilijker om hulp te mobiliseren voor deze slachtoffers.
Ik wil kort iets zeggen over Oekraïne, omdat het een ander strijdtoneel is waar het internationaal humanitair recht elke dag wordt geschonden: kijk naar de niet aflatende aanvallen op het Oekraïense elektriciteitsnetwerk, die enorme ontberingen veroorzaken onder de burgerbevolking. Bij de aanvallen worden huizen en andere civiele infrastructuur niet gespaard. Afgelopen januari, in hartje winter, ontmoette ik Oekraïense kinderen die naar een geïmproviseerde school in de ondergrondse netwerken van Kharkiv gingen omdat het de enige plek was die veilig en warm kon worden gehouden door de lokale autoriteiten. En ook daar neemt het aantal mensen op de vlucht weer toe, meestal binnen het land en vooral ouderen en andere kwetsbare mensen die dicht bij de frontlinies wonen en dringend levensreddende humanitaire en psychologische hulp nodig hebben. En terwijl u doorgaat met het behandelen van de oorlog in Oekraïne als een politieke en militaire kwestie, mag u uw aandacht niet verliezen voor de diepe, verwoestende menselijke gevolgen voor de mensen in Oekraïne.
Mijnheer de Voorzitter,
Het schaamteloos negeren van het internationaal humanitair recht door conflictpartijen maakt het ook veel moeilijker om vrede te bereiken. Dood, verwoesting en ontheemding verdiepen maatschappelijke verdeeldheid, verscheuren het vertrouwen en maken het moeilijk om de stukjes van een land weer in elkaar te passen.
Een duidelijk voorbeeld is Soedan, dat ik in februari bezocht en waar de conflictpartijen het extra obstakels moeilijk maken voor hulpactiviteiten door hun toegang te weigeren tot sommige belangrijke gebieden, waardoor humanitaire hulpverleners veel mensen in nood niet kunnen helpen, onder andere door middel van grensoverschrijdende operaties, waarvan de organisatie uiterst gecompliceerd blijft. De politieke achtergrond is ontmoedigend: inadequate pogingen om vrede te stichten of om regelrechte steun te bieden aan een van beide partijen maken het conflict veel erger. Beide partijen negeren elk gevoel voor menselijkheid en rekening houden met hun eigen volk en de oplossing blijft in wezen een militaire oplossing. Als gevolg hiervan zijn er nu negen miljoen mensen ontheemd in Soedan of vluchteling in buurlanden – waarvan sommige, zoals Tsjaad of Zuid-Soedan, worstelen met hun eigen kwetsbaarheden; een hoeveelheid dat vergelijkbaar is met wat we hebben gezien in Oekraïne, maar dat wordt geconfronteerd met voortdurende verwaarlozing en onverschilligheid door de internationale gemeenschap. En de financiering blijft volstrekt ontoereikend. Tijdens een conferentie in Parijs in april, werd meer dan twee miljard dollar aan bijdragen aangekondigd, maar tot nu toe is daar nog maar heel weinig van terechtgekomen. De hulpactiviteiten binnen Soedan worden slechts voor 15 procent gefinancierd en de vluchtelingenoperaties voor acht procent.. Dit behoeft verder geen commentaar.
Soedan is ook een voorbeeld van de bredere gevolgen van het niet respecteren van de oorlogsregels en het totale gebrek aan verantwoording. Met name voor burgers: zo is er in Soedan al maandenlang bijna geen kind meer naar school gegaan; en ook hier is seksueel geweld schering en inslag, in Darfur en andere oorlogsgebieden. Dagelijks vertellen vluchtelingen die in Tsjaad aankomen ons over vreselijke verhalen van vrouwen die voor de ogen van hun kinderen worden verkracht en van kinderen die voor de ogen van hun moeders worden vermoord. En ik vraag jullie: hoe kunnen degenen die zulke verschrikkingen zijn ontvlucht zich ooit veilig genoeg voelen om terug te keren? Hoe kunnen ze ooit die gewapende mannen vertrouwen? Bovendien, hoe kan de middenklasse van Soedan – dezelfde middenklasse die het land de afgelopen decennia op de een of andere manier bij elkaar heeft gehouden, door zoveel onrust en die nu ontheemd of vernietigd is – het land weer opbouwen na dit conflict?
Het mag ook geen verrassing zijn dat we een toename van 500 procent hebben gezien in het aantal Soedanezen dat in Europa aankwam in het jaar na het uitbreken van het geweld. De meesten van hen wilden nooit van huis weg. Maar het brute geweld heeft hen gedwongen te vluchten. En onvoldoende hulp in de buurlanden dwong hen opnieuw te vertrekken – vooral naar Noord-Afrika en verder, richting Europa. Rijke landen maken zich voortdurend zorgen over wat zij “irreguliere migratie” noemen. Maar in deze en andere situaties doen ze niet genoeg om mensen te helpen voordat die zich aan mensenhandelaars toevertrouwen. De gevolgen zijn onvermijdelijk.
Naleving van het internationaal humanitair recht – wat natuurlijk een verplichting is – heeft dus ook een element van eigenbelang. Mijnheer de Voorzitter, het is een grimmig politiek landschap dat ik om me heen zie, vanuit mijn humanitaire gezichtspunt: kortzichtige beslissingen op het gebied van buitenlands beleid, vaak gebaseerd op het meten met twee maten, waarbij lippendienst wordt bewezen aan het naleven van de wet, maar waarbij zelfs deze Raad weinig spierballen toont om de wet en daarmee vrede en veiligheid daadwerkelijk te handhaven.
Het internationaal humanitair recht is de duidelijkste weergave van een poging een gemeenschappelijke basis te vinden. En als partijen in tijden van oorlog – een van de meest gruwelijke en turbulente tijden die de mensheid kan meemaken – hun meningsverschillen opzij moeten zetten en moeten handelen op een manier die op zijn minst de levens van burgers beschermt (waartoe ik hen vandaag aanspoor), dan moet u dat ook doen in uw dagelijkse werk.
En u zult me vergeven, mijnheer de Voorzitter, als ik harde woorden gebruik – het is de frustratie van een humanitair hulpverlener die hier spreekt.
Vorig jaar riep ik u op om uw stem te gebruiken – niet uw stemmen.
Maar door de kakofonie van deze Raad bent u in plaats daarvan een bredere kakofonie van chaos over de hele wereld blijven voorzitten.
Het is te laat voor de tienduizenden doden die al gevallen zijn in Gaza, Oekraïne, Soedan, de DRC, Myanmar en vele andere plaatsen.
Maar het is nog niet te laat om uw aandacht en energie te richten op de crises en conflicten die nog niet zijn opgelost, zodat ze niet opnieuw kunnen etteren en ontploffen.
Het is nog niet te laat om meer hulp te bieden aan de miljoenen mensen die gedwongen op de vlucht zijn, zodat ze vrijwillig, veilig en waardig naar huis kunnen terugkeren.
Het is nog niet te laat om te proberen talloze miljoenen anderen te redden van de schadelijke gevolgen van oorlog.
Dank u wel.
Deel op Facebook Deel op Twitter