UNHCR verwelkomt de uitspraak van het VN-Mensenrechtencomité: mensen die op de vlucht zijn voor de gevolgen van klimaatverandering en natuurrampen mogen niet naar hun land van herkomst worden teruggestuurd als essentiële mensenrechten bij terugkeer in gevaar zouden zijn.
UNHCR verwelkomt de uitspraak van het VN-Mensenrechtencomité in de zaak van Teitiota tegen Nieuw-Zeeland.
Hoewel de aanspraak op bescherming door de heer Teitiota werd geweigerd omdat hij geen onmiddellijk risico liep, heeft de commissie bepaald dat mensen die op de vlucht zijn voor de gevolgen van klimaatverandering en natuurrampen niet naar hun land van herkomst mogen worden teruggestuurd, als essentiële mensenrechten bij terugkeer in gevaar zouden zijn.
Dit is een belangrijke beslissing met mogelijke gevolgen voor de internationale bescherming van mensen op de vlucht in de context van klimaatverandering en rampen. Het onderstreept ook het belang van actie ondernemen om schade als gevolg van klimaatverandering te voorkomen of te verzachten.
UNHCR heeft consequent benadrukt dat mensen die op de vlucht zijn voor negatieve effecten van klimaatverandering en rampen, een geldige claim kunnen hebben voor vluchtelingenstatus onder het Vluchtelingenverdrag van 1951 of regionale vluchtelingenkaders. Dit is niet alleen beperkt tot situaties waarin klimaatverandering en rampen verweven zijn met conflicten en geweld. De beslissing van de commissie ondersteunt deze interpretatie van bestaande beschermingsafspraken. Het erkent dat het internationale vluchtelingenrecht van toepassing is in de context van klimaatverandering en rampenbestrijding.
Klimaatverandering en de impact van rampen als gevolg van natuurlijke gevaren kunnen meerdere gevolgen hebben voor landen, gemeenschappen, het welzijn van individuen en hun vermogen om hun rechten te genieten en uit te oefenen. Dit heeft gevolgen voor de toepassing van het Verdrag van 1951 en regionale vluchtelingenkaders, zoals het OAE-Verdrag en de Verklaring van Cartagena.
Het besluit van het Comité gaat dieper in op de specifieke mensenrechten die kunnen worden geschonden in de context van de negatieve effecten van klimaatverandering en de gevolgen van rampen, waaronder het recht op leven. De negatieve gevolgen van klimaatverandering kunnen ervoor zorgen dat mensen buiten hun land bescherming moeten zoeken wegens levensbedreigende risico’s.
Volgens het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten mogen mensen niet teruggestuurd worden naar landen waar het effect van klimaatverandering hen blootstelt aan levensbedreigende risico’s (artikel 6), of wanneer zij een reëel risico lopen een wrede, onmenselijke of vernederende behandelingen te ondergaan (artikel 7). Het verdrag bestrijkt een breed scala van burgerrechten en politieke rechten die ook van toepassing zijn op asielzoekers en vluchtelingen. Deze omvatten onder meer het recht op leven (artikel 6) en het recht niet te worden onderworpen aan folteringen of aan wrede, onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen (artikel 7).
Het Comité wijst er met name op dat er krachtige nationale en internationale inspanningen nodig zijn om te voorkomen dat mensenrechten worden geschonden door de gevolgen van klimaatverandering. In landen die het risico lopen om onder water te lopen door de stijgende zeespiegel, lopen mensen extreem risico en vallen de levensomstandigheden niet te rijmen met het recht op waardig leven.
Dit zijn ook belangrijke waarschuwingen voor staten en de internationale gemeenschap als geheel. Ze onderstrepen de urgentie van maatregelen voor preventie, risicobeperking en aanpassingsvermogen in landen die worden getroffen door klimaatverandering en van het verder verbeteren van mondiale samenwerking om de meest dringende uitdaging van onze tijd aan te pakken. Deze acties zijn van cruciaal belang om te voorkomen dat individuen gedwongen worden om huis en haard te verlaten, hetgeen, zoals het Comité opmerkt, aanleiding zou kunnen geven tot internationale verplichtingen tot bescherming.
Deel op Facebook Deel op Twitter