Feven* mocht na 20 dagen uiteindelijk van boord van het Open Arms-reddingsschip op het Italiaanse eiland Lampedusa. Ze vertelt over de verschrikkingen van haar reis.
AGRIGENTO, Italië – Feven* bleef naar haar voeten kijken. De stem van het 18-jarige meisje klonk zacht te midden van de tientallen asielzoekers in een opvangcentrum op het Italiaanse eiland Sicilië. De herinneringen aan wat ze meegemaakt heeft zijn nog vers.
“We deelden twee toiletten met 130 personen. We sliepen allemaal samen op het dek van de boot: sommige delen hadden schaduw, andere niet. We wisselden af van plek,” zei ze.
“We waren ondervoed, maar niet door de dagen op de boot. Dat was een gevolg van de lange tijd die we hadden doorgebracht in detentiecentra van mensenhandelaren in Libië,” zei ze.
Feven is een van de gelukkigen.
Ze werd op 1 augustus gered door het reddingsschip van Open Arms en op medische gronden werd ze op 15 augustus met 13 anderen van het schip geëvacueerd. Honderd anderen, ook gered uit internationale wateren voor de kust van Libië, bleven nog zes dagen op het schip.
Haar beproeving begon begin 2017 toen ze Eritrea verliet als 15-jarige. Ze had geen familieleden bij zich. Ze weigerde te praten over haar reis naar Libië of haar ervaring gedurende de 18 maanden die ze daar in een loods van de mensenhandelaren heeft doorgebracht. Veel vrouwen in de centra hebben geweld, verkrachting en marteling meegemaakt om geld van familieleden thuis af te persen. Sommigen zijn vermoord.
“Er lekte water in de boot.”
Mensenhandelaren zetten migranten en asielzoekers maandenlang gevangen in Libië voordat ze per boot naar Europa worden vervoerd. Feven zei dat er 52 Afrikanen op de boot zaten, waaronder 15 vrouwen en twee kinderen. De reis was een nachtmerrie.
“De houten boot dreef twee dagen rond op zee voor de kust van Libië. De motor ging kapot. Er lekte water in de boot. De golven waren enorm. We waren doodsbang, maar we kwamen uit de hel. We waren niet bang om te sterven. Toen redde de Open Arms ons,” zei ze.
Toen begon een nieuw soort beproeving. Het was anders dan op een gammele boot met de dood in het vooruitzicht, maar niet minder verbijsterend. Niet in staat om te begrijpen wat er aan de hand was, wachtte ze eerst de uren en daarna dagen. Ze werd steeds banger.
“We mochten het schip niet verlaten omdat Europa ons niet wilde. Toen begonnen we te vrezen dat we terug werden gestuurd naar de hel: Libië.”
UNHCR deed een beroep op Europese regeringen om de passagiers van de Open Arms toe te staan om van boord te gaan. Vier dagen nadat de groep van Feven aan land kwam, kwamen de anderen uiteindelijk ook aan land, nadat een Italiaanse rechtbank tussenbeide kwam.
Redding op zee, een humanitaire noodzaak en een wettelijke verplichting onder internationaal recht, is de laatste jaren steeds meer belemmerd. Dit jaar zijn meer dan 800 mensen gestorven of vermist op de Middellandse Zee.
Meer zoek- en reddingscapaciteit op het centrale Middellandse Zeegebied is nodig en NGO-boten moeten worden ondersteund als ze levens redden.
Een samenwerking waarbij landen aan beide kanten van de Middellandse Zee zijn betrokken, is vereist om snelle en voorspelbare ontscheping te waarborgen die het verlies van mensenlevens in de Middellandse Zee helpt verminderen.
Wegens de uiterst onveilige situatie, het voortdurende conflict, mensenrechtenschendingen en willekeurige detentie, kan Libië niet als veilige haven worden beschouwd en mag niemand daar worden teruggebracht.
Er zijn ook meer inspanningen nodig om vluchtelingen uit Libië te halen. Niemand zou het gevoel moeten hebben dat het een betere optie is om hun leven, en het leven van hun gezin, op deze vaak fatale bootreizen te riskeren. Snellere en veilige, legale opties voor asiel zijn nodig, inclusief evacuaties en hervestiging.
* Feven vroeg om haar echte naam wegens veiligheidsredenen niet te gebruiken
Deel op Facebook Deel op Twitter