Vandaag is het 8 jaar geleden dat in Syrië de oorlog begon. Nog altijd is de helft van de bevolking op de vlucht. Afgelopen jaar, en ook dit jaar, keren al wat eerste gezinnen terug naar huis. Abdulhay is net als de oorlog in Syrië acht jaar oud. “Ik ben bang om terug te gaan, want oorlog betekent schieten.”
Als de 8-jarige Abdulhay aan zijn vader denkt, denkt hij aan het moment dat ze samen in zijn gele taxi zitten en door hun oude wijk in Syrië rijden. Vanaf de passagiersstoel kijkt hij om en lacht hij naar zijn vader. Zijn vader draait zich om en lacht terug. Het is een slechts een korte herinnering, maar Abdulhay koestert deze enorm. Het is de enige herinnering die hij heeft. “Mijn vader is neergeschoten. Net zoals mijn oom, mijn neef en mijn buurman. Ook zijn huis is weg, kapot gemaakt door de oorlog,” vertelt Abdulhay.
De jongen woont met zijn overgebleven familieleden nu in een vluchtelingenkamp in het noorden van Libanon. Vandaag ontmoet hij Filippo Grandi, de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen die een bezoek brengt aan diverse families in Syrië en Libanon om te horen wat ze nodig hebben.
Abdulhay en zijn familie komen uit Oost-Ghouta, een enclave naast Damascus waar tienduizenden mensen jarenlang gevangen zaten. “We hadden geld, maar er was niets te koop bij de winkels,” vertelt zijn moeder Rana (37).
“Soms moesten we het gras uit de grond eten. We groeven gaten in de grond om water te krijgen.”
Op een dag ging haar man weg om eten te halen. Onderweg schoot een sluipschutter hem dood en liet Rana met hun vijf kinderen achter. Ze slaagden er in om uiteindelijk in 2014 weg te komen. Na een paar maanden van plek naar plek te zijn gevlucht, trokken ze naar Libanon en kwamen ze terecht in het kamp waar ze nu wonen.
Alle kinderen waren intussen zwaar ondervoed en hadden al maanden scholing gemist. Samen met 28 andere families hebben ze een niet-officieel kamp gebouwd. Van houten frames en plastic zeilen hebben ze tenten gebouwd. Met houtkachels houden ze zichzelf warm.
Vandaag schijnt de zon en speelt Abdulhay met andere kinderen. Maar de winter was erg zwaar. UNHCR heeft daarom veel gedaan om hun kamp te verbeteren, bijvoorbeeld door wc’s aan te leggen en plekken om te wassen. Ook hebben de gezinnen financiële steun gekregen en psychosociale zorg om trauma’s te verwerken.
Of en wanneer families terug kunnen naar Syrië is een vraag waar iedereen mee worstelt. Veiligheid is een cruciale factor, maar zeker niet de enige. Families maken zich daarnaast ook zorgen over huisvesting, het ontbreken van documenten en eigendomsbewijzen, en toegang tot gezondheidszorg en scholen.
“Ik maak me zorgen om mijn kinderen,” zegt Rana. “Als we naar Syrië gaan, zal mijn zoon dienstplichtig worden bij het leger.” Abdulhay vindt dit ook niet makkelijk: “Ik ben bang om terug te gaan, want oorlog betekent schieten.”
Ondertussen droomt hij wel van hun oude huis. Als hij andere kinderen samen met hun vaders ziet, denkt hij aan ze zijne: een man die hij zich nauwelijks herinnert. Rana: “Hij vraagt altijd naar de gele taxi van zijn vader en of hij die mag hebben als hij later groot is. Ik zeg hem dan: ‘Het is van jou, Abdulhay. De taxi staat daar op je te wachten’.”
Deel op Facebook Deel op Twitter