Béatrice & Rouguiatou

BUDDY’S BOOSTEN ZELFVERTROUWEN 

© UNHCR/Frederik Smets

Ondanks haar turbulente verleden, blijft Rouguiatou veerkrachtig en wil ze haar plaats innemen in de Belgische samenleving. Dankzij het een buddyprogramma van Exil werd de jonge Guinese vluchtelinge gekoppeld aan Béatrice, een Brusselse leerkracht die haar bijles geeft en een luisterend oor biedt. 

Meer informatie over Exil

Exil is een psycho-medisch-sociaal centrum voovluchtelingen in Brussel. Hun buddyprogramma, dat zich voornamelijk richt op niet-begeleide kinderen en jongvolwassenen, vormt een aanvulling op de professionele begeleiding die het centrum biedtDe jonge vluchtelingen of asielzoekers worden gekoppeld aan Belgische vrijwilligers die hen begeleiden naar zelfstandigheid en integratie.

“Vroeger sliep ik niet en at ik niet” klapt Rouguiatou uit de biecht. Het parcours van deze jonge vluchtelinge verloopt niet zonder slag of stoot. Ze is nog maar een tiener wanneer ze Guineontvlucht uit angst voor vervolging. Op een winterse dag in 2016 komt Rouguiatou op haar eentje toe in België. Na maandenlang wachten verkrijgt ze uiteindelijk de status van vluchteling. Haar psychologische lijdensweg brengt haar uiteindelijk tot bij het Brusselse centrum Exil, dat haar er weer bovenop helpt. 

Vandaag is Rouguiatou 21 jaar oud en volgt ze een opleiding. Ze gaat niet meer naar de psycholoog. “Nu ik bij mijn meter ben, gaat het beter”, vertrouwt ze ons toe. Béatrice is al meer dan een jaar lang haar meter. De 58-jarige leerkracht helpt haar vrijwillig een handje bij haar studie, met een haast moederlijke toewijding. We ontmoeten het koppel op ons kantoor in Brussel. Zij aan zij onthullen Béatrice en Rouguiatou ons hun verhaal als duo. 

Waarom hebben jullie je ingeschreven voor het buddyprogramma van Exil? 

Béatrice: Het was per toeval dat ik dit programma leerde kennen. Nadat mijn twee dochters uit huis gingen, leek het me een heel goed idee, omdat ik op die manier nog altijd voor iemand kon zorgen (lacht). Ik was ook geraakt door het feit dat deze jongeren hier moederziel alleen aankomen. Ik wilde mijn steentje bijdragen, niet per se door samen te wonen, maar wel door samen huiswerk te maken, brieven te schrijven en deze jongeren zonder familie te steunen in hun bezigheden.

“Het raakte me dat deze jongeren hier moederziel alleen aankomen.”

Wat waren je wensen toen je aan dit programma begon? 

Rougui: Ik had gevraagd om gekoppeld te worden aan een vrouw, al dan niet met kinderen. 

Béatrice: Ik had ook laten weten dat ik een meisje verkoos in plaats van een jongen, want over voetbal praten, is niet echt mijn ding (lacht). Dat vind ik goed aan de organisatie. Ze vragen ons wat we willen, qua geslacht of nationaliteit. Maar dat maakte me uiteindelijk niet zo veel uit.

Hadden jullie op voorhand doelstellingen opgesteld? 

Béatrice: Toen we elkaar de eerste keer ontmoet hebben, vertelde Rougui me dat ze lessen volgde. Omdat ik leerkracht ben, stelde ik voor haar te helpen bij het studeren. Ik wilde haar bijstaan met iets waar ik zelf het meest van af wist, en dus was het logisch dat onze focus op haar schoolwerk lag. Als Rougui’s parcours anders zou zijn geweest, had ik haar waarschijnlijk iets anders voorgesteld. En uiteindelijk is het dat wat we vaak gedaan hebben, Rougui is vaak langsgekomen om huiswerk te maken.

Destin, jeune réfugié camerounais, est debout aux côtés de ses deux parrains, Pierre et Quentin. Ils sourient tous les trois.

© UNHCR/Frederik Smets

Hoe herinneren jullie je de eerste ontmoeting? 

Rougui: Ik was blij. We waren samen een koffie gaan drinken. 

Béatrice: Weet je nog waar dat was, Rougui? Je bent er erna nog eens geweest. Omdat we elkaar voor het eerst in de Rue de la Couronne (n.v.d.r. op het kantoor van Exil) zagen, dacht ik eerst dat we naar de Grote Markt zouden gaan. Maar daarna bedachten we ons en besloten we naar Librairie Filigranes te gaan. Dat is een beetje mijn tweede thuis in Brussel. We snuisterden samen tussen de boeken en dronken daarna een koffie. 

Rougui: En je hebt een boek voor mij gekocht!

Béatrice: Dat klopt. In de bus had je me verteld dat je nog geen rijbewijs had en dat je wilde leren autorijden. Later kwamen we in de bibliotheek het handboek van Feu Vert tegen. Ik besloot om haar het handboek te kopen als welkomstgeschenkje! 

Welke activiteiten hebben jullie samen al gedaan? 

Béatrice: We hebben samen een werkstuk gemaakt over de opera. Dat was voor een opdracht voor school. Ik ben eens bij Rougui thuis geweest. We zijn ook eens gaan picknicken in het park, dat was heel tof. Je bent vaak bij mij thuis langsgekomen om te studeren. Je hebt mijn dochters ontmoet. Je bent ook mijn verjaardag komen vieren, toen heb je ook veel andere mensen leren kennen. Je bent ook eens een keer mee kaarsen komen verkopen voor Amnesty International. We hebben geen vast programma, we doen wat er in ons opkomt. Je hebt ook rond dat project over Guinee gewerkt…

Rougui: Over gedwongen huwelijken in Guinee, maar ik had ondertussen al een andere school gevonden om mijn diploma lager onderwijs te halen. Dus heb ik dat project niet afgewerkt. 

Waren er frustraties of moeilijkheden in jullie duowerking? 

Béatrice: Ik wilde Rougui niet te hard opleggen wat ze moest doen. Ik ben haar moeder niet. Ik ben natuurlijk wel leerkracht lager onderwijs en dus kan ik het soms niet laten om ‘de leerkracht uit te hangen’, zoals mijn dochters wel eens zeggen (lacht). Ik respecteer haar zoals ze is. Ze is volwassen en ik laat haar in alle vrijheid wanneer ik een activiteit voorstel.  

Welk advies zou u geven aan mensen die aan een buddywerking willen deelnemen? 

Béatrice: Het buddyprogramma was enorm verrijkend. Ik wist bijvoorbeeld helemaal niets over Guinee, en heb nu een heleboel dingen over dat land bijgeleerd. Ik zou zeggen: ga ervoor, durf de stap te zetten! Maar het heeft ook geen zin om het te forceren. Soms klikt het niet, maar probeer dan opnieuw en geef iemand anders de kans, als het met de eerste persoon niet klikte. 

Rougui: Ik vertelde een Guinese vriendin over het buddyprogramma en over Béatrice. Zij wil nu ook een meter! Ze twijfelt nog een beetje omdat ze niet bij Exil ingeschreven staat, maar ik heb haar gezegd dat ik het met mijn meter zou bespreken. Ze spreekt nog niet zo goed Frans, dus ze is nog wat bang om in een duo te stappen.

Béatrice: Ik zou misschien een meter voor haar kunnen zoeken!

Wat nemen jullie mee uit deze ervaring als duo? 

Béatrice: Gelukkig bestaan er centra zoals Exil die een buddywerking hebben. Ik draag mijn steentje bij met iets dat ik leuk vind. 

Rougui: Het heeft mij veel bijgebracht. Ik heb op iemand kunnen rekenen. Als ik vragen had, was Béatrice er telkens om ze te beantwoorden of om me te helpen… 

“Het heeft mij veel bijgebracht. Ik heb op iemand kunnen rekenen.”

Wat zouden jullie de overheid aanraden om de integratie van vluchtelingen te vergemakkelijken?

Béatrice: Men moet papieren geven aan mensen die er geen hebben. Ik zou het beter vinden moesten organisaties zoals Exil niet nodig zijn, want ik zou willen dat al die problemen niet bestaan en dat die duizenden mensen niet in kampen moeten wonen. Maar ik ben een grote idealist en een dromer…

“Niemand laat vrijwillig zijn ouders achter om in een onbekend land te komen wonen.”

Rougui: Hier heeft iedereen het recht om naar school te gaan, ook al heb je geen geld. Er wordt goed voor je gezorgd. Mensen komen naar hier omdat ze grote moeilijkheden moeten overbruggen. Niemand laat vrijwillig zijn ouders achter om in een onbekend land te komen wonen. 

Béatrice: Absoluut. Eenmaal die jongeren hier aankomen, zijn ze veilig, maar alleen. Het is moeilijk om ver weg te zijn van je thuisland, je familie en je vrienden. Zeker als kind… 

Rougui: Mijn zoektocht naar een woonst verliep enorm moeizaam. Wanneer je geen job hebt of afhankelijk bent van het OCMW (n.v.d.r. het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn) is het moeilijk om een huisbaas te vinden die bereid is om je zijn eigendom te verhuren. Ik heb zeven maanden lang gezocht. Uiteindelijk vond het Sociaal Huis in Sint-Lambrechts-Woluwe voor mij het plekje waar ik nu woon. 

Wat is in jullie ogen de impact van buddywerkingen op de samenleving? 

Béatrice: Er zijn mensen die bang zijn. Ze zijn bang van buitenlanders, bang van ik weet niet wat. Als ze zouden zien hoeveel mensen aan een buddywerking deelnemen, zouden ze beseffen dat dit helemaal geen monsters zijn. Hier in België heeft het woord buitenlander vaak een negatieve bijklank: “ze brengen ons ongeluk”, “ze nemen onze jobs af”, “het zijn dieven”, “ze verkrachten onze vrouwen”…. Er zijn mensen die dat echt allemaal geloven. Maar dit is fout. Dit geldt uiteraard evenzeer voor de Belgische bevolking. Er zijn overal goede en slechte mensen. Wanneer iemand deelneemt aan een buddyprogramma, kan hij of zij bestaande vooroordelen achter zich laten. Ze kunnen er ontdekken hoe deze mensen écht zijn, zonder hen allerlei labels op te kleven zoals “vluchteling” of “buitenlander”. Ik zou graag zien dat dit verandert.