Mary Maker leefde bijna twintig jaar lang in het Kakuma vluchtelingenkamp in Kenia, nadat ze als kind haar thuis in Zuid-Soedan moest ontvluchten. In dit artikel denkt ze terug aan hoe familiedrama, onbetaald inschrijvingsgeld en angst voor mislukking bijna een einde maakten aan haar schoolloopbaan – en hoe ze dit alles wist te verslaan en zich nooit gewonnen gaf.
Door Mary Maker
Het was de “walk of shame”.
Het begon toen de directeur het klaslokaal binnenstapte en luidop een lijst met namen voorlas. Niet een lijst met namen van de leerlingen die hun huiswerk niet gemaakt hadden of die een kledingstuk droegen dat verboden was, maar een lijst van leerlingen wiens ouders het inschrijvingsgeld niet betaald hadden.
Mijn vader was altijd gepassioneerd door onderwijs. “Onderwijs is je eerste echtgenoot,” vertelde hij me. “Laat nooit een man je zeggen hoe je je leven moet leiden.”
Onderwijs was zo belangrijk voor hem dat hij me inschreef in een kostschool buiten Kakuma, het vluchtelingenkamp in Kenia waar ik opgroeide. Maar mijn vader overleed lang voor ik mijn secundair onderwijs kon afronden. Zijn vrienden droegen allen een steentje bij aan de kosten, maar hun financiële steun was niet constant.
Daarom stond ik altijd op de lijst van de directeur en raakte ik het gewend om de “walk of shame” af te leggen.
Samen met andere leerlingen wiens ouders niet betaald hadden, moest ik het klaslokaal uit marcheren naar de speelplaats. Tenzij we een goede verklaring hadden, werden we voor de rest van het trimester naar huis gestuurd. Thuiszitten was voor mij een pure kwelling, dus sloop ik in het geniep weg en klom het klaslokaal terug binnen door het venster.
In een lokaal met wel 60 of 70 andere leerlingen, is het normaal gesproken makkelijk om je te verstoppen, maar jammer genoeg ben ik erg lang, waardoor ik opviel. (Wanneer de minst aangename leerkrachten me ontdekten, geboden ze me vooraan te staan en strafoefeningen te doen voor de hele groep).
Ik vond het gevoel van schaamte veel minder erg dan naar huis gestuurd worden. Maar de constante onderbrekingen van mijn opleiding zorgden ervoor dat ik gedoemd was te mislukken. Ik studeerde af met resultaten die te laag waren om aan een universitaire opleiding te kunnen beginnen. Vier jaar lang vocht ik om dit recht te zetten. Ik ging te voet van de ene school naar de andere en smeekte leerkrachten om mij toe te laten, zodat ik de examens opnieuw kon afleggen. Dat waren de langste, hardste jaren van mijn leven.
Je hebt geen idee hoe traag en moeizaam de tijd verloopt wanneer je toekomst tijdelijk stilgelegd wordt. Voor politici of beleidsmakers is vier jaar niets – tijd genoeg voor vergaderingen en beleidsnota’s, tijd om consensus te bouwen, samenwerkingsverbanden te sluiten en financiële steun te vinden.
Maar voor iemand die wanhopig de volgende stap probeert te zetten in zijn of haar schoolloopbaan, is het een tijd van onzekerheid, een afgrijselijk vagevuur.
Het klopt dat er aan het einde van deze lange wachttijd goed nieuws kwam. In 2018 werd ik toegelaten in een tweejarig studieprogramma in Rwanda, met na afloop eventueel kans op een studiebeurs aan een universiteit in de Verenigde Staten – indien mijn resultaten goed genoeg waren. Indien dit niet het geval was, zou ik terug bij af zijn. Het was deze angst voor mislukking – en alle gevolgen van dien – die mij dreven om door te zetten. Van het vluchtelingenkamp in Kenia, dat voor bijna twee decennia mijn thuis was, naar Rwanda en dan uiteindelijk naar de staat Minnesota in de VS, waar ik nu studeer nadat ik in 2019 een plaats bemachtigde aan het St. Olaf College.
Maar het aantal kansen voor vluchtelingenkinderen in een soortgelijke situatie is verwaarloosbaar in vergelijking met hoeveel van hen verlangen om naar school en de universiteit te gaan. De meeste vrienden met wie ik afstudeerde, wachten nog steeds op hun kans.
Zelf probeer ik het verschil te maken, hoe klein het ook is. Samen met een oud-leraar en drie andere leerlingen die ook aan Amerikaanse universiteiten studeren, stichtten we Elimisha Kakuma, een programma voor scholieren die in Kakuma afstuderen van de middelbare school. Het programma biedt academische begeleiding aan, voorbereidingscursussen voor examens, persoonlijke begeleiding door universiteitsstudenten en hulp met het vaak moeilijk te doorgronden proces om toegelaten te worden aan een universiteit. Rekening houdend met het tijdsverschil, betekent dit vaak lange nachten voor ons, maar aangezien de eerste groep van 12 leerlingen allen een plaats kregen aan een universiteit, loont het zeker de moeite.
Maar als je bedenkt hoeveel vraag er is, dan is dit slechts een druppel op een hete plaat. In Kakuma en Kalobeyei [n.v.d.r. Kalobeyei is een vluchtelingennederzetting nabij Kakuma kamp] zijn er 27 basisscholen en negen secundaire scholen voor een bevolking van meer dan 230.000 mensen. Het materiaal dat voorhanden is voor wetenschapsvakken is vaak ondermaats of onbestaand, maar wanneer de examens eraan komen, moeten deze ontluikende wetenschappers concurreren met andere Keniaanse studenten die schoolliepen aan nationale scholen, met toegang tot veel betere middelen.
In mijn studentenkamer in Minnesota denk ik terug aan de basisschool in Kakuma. Als kind ontvluchtte ik samen met mijn moeder en zussen te voet de oorlog in wat later Zuid-Soedan zou worden. Toen we toekwamen in Kakuma, herinner ik mij hoe ik met verwondering luisterde naar de vrede en stilte – er waren geen vliegtuigen meer die bommen wierpen, geen paniek, geen reden meer om ons in allerijl te verstoppen in geïmproviseerde schuilkelders. In plaats daarvan, hoorde ik kinderen die zongen, spelletjes speelden, nieuwe dingen leerden en nieuwe vrienden maakten…
Vandaag is dat kleine meisje aan het studeren aan een universiteit in Amerika, zoekt ze zelf een weg door het leven en tracht ze ook andere vluchtelingen hoger op de ladder te trekken. Zonder school, zonder leerkrachten, zonder financiële steun en zonder beurzen, zou ik zonder hoop achtergebleven zijn. Maar ik geloof dat ik aangetoond heb wat een vluchtelingenkind kan bereiken als zij of hij de kans krijgt – dezelfde kans die miljoenen andere niet-vluchtelingenkinderen doorgaans zo vanzelfsprekend krijgen.
Mary Maker is een “high-profile supporter” van UNHCR en medeoprichter van het Elimisha Kakuma onderwijsprogramma voor vluchtelingenstudenten.
Dit artikel werd oorspronkelijk gepubliceerd in september 2022 in UNHCR’s onderwijsrapport, “All Inclusive: The Campaign for Refugee Education”.
Deel op Facebook Deel op Twitter