Tihamer, een joviale Hongaarse zestiger, is één van die Europese vluchtelingen. Hij vluchtte weg uit Hongarije tijdens de repressie en verkreeg in België de status van vluchteling in de late jaren ’50.
Vaak brengt het woord “vluchteling” beelden met zich mee van mensen die vanuit Afrika, Azië of Latijns-Amerika weg moesten vluchten. Amper 60 jaar geleden – wanneer UNHCR werd gesticht en de Conventie van Genève tot stand kwam – waren de meeste van ’s werelds vluchtelingen echter Europeanen. Tihamer, een joviale Hongaarse zestiger, is één van die Europese vluchtelingen. Hij vluchtte weg uit Hongarije tijdens de repressie en verkreeg in België de status van vluchteling in de late jaren ’50.
“Ik hou van frieten en stoemp!” zegt hij lachend. Tihamer neemt integratie in zijn nieuw land heel ernstig; voor hem gaat het verder dan gewoon Belgische specialiteiten leren appreciëren. Hij spreekt verschillende talen vloeiend en heeft zijn eigen verzekeringsbedrijf in Brussel. “Het heeft ook mijn ervaringen aangesterkt. Ik heb twee thuislanden: België en Hongarije.”
Een nieuw begin en veiligheid
“Toen ik de vluchtelingenstatus kreeg in België, had men mij amper een mooier cadeau kunnen geven.”
Als een knaap van amper 14 jaar oud slaagde Tihamer erin om Hongarije te ontvluchten. Tegen dan was hij de enige van zijn familie die de Hongaarse grens kon oversteken omdat hij de streek heel goed kende. De grens stond onder strenge bewaking van de Russische en Hongaarse legers, maar hij kon ontsnappen. Dit moment zou zijn leven voorgoed veranderen. De bloedige oppressie in Hongarije had zijn familie uiteen gescheurd en had zijn familieleden getraumatiseerd. Sommige van zijn verwanten leven nog steeds in Hongarije, anderen konden naar Canada of naar de VS vluchten.
In Hongarije brak er in 1956 spontane revolte uit tegen de regering van de Volksrepubliek Hongarije, een vazalstaat van de Sovjet-Unie. Deze revolutie werd gewelddadig de kop ingedrukt toen de Sovjettanks op 4 november 1956 Budapest binnenreden. De stad werd enkele dagen lang slachoffer van bombardementen en straatgevechten, en duizenden Hongaren ineens moesten vluchten naar het naburige Oostenrijk. Tegen de tijd dat de grenzen volledig afgesloten waren, waren er 180.000 Hongaarse vluchtelingen in Oostenrijk geraakt en 20.000 in Joegoeslavië in het zuiden.
Ik miste de begrafenis van mijn ouders
Tihamers motto is dat het glas altijd halfvol zit. “Ik beschouw mezelf als een gelukkige man,” lacht hij. Het Hongarije dat hij verlaten heeft in de jaren ’50 was indertijd een onderontwikkeld land. In zijn thuisstad was er noch elektriciteit, noch lopend water. “Doorheen mijn leven heb ik zoveel vooruitgang meegemaakt. Het is alsof ik drie generaties in één leven heb doorzwommen.” zegt hij.
Maar dan wordt zijn gezicht plots wat grimmiger. Toen hij niet op de begrafenis van zijn moeder en zijn vader kon zijn – de laatste stierf in 1959 – heeft dat een diepe wonde achtergelaten. “Omdat ik Hongarije ben ontvlucht en als een vluchteling heb geleefd in België, kon ik niet naar huis terugkeren. Ik was 40 jaar oud toen ik voor het eerst terug naar mijn vaderland kon gaan.” Jammer genoeg was het voor een treurige gelegenheid. De moeder van Tihamer was heel ziek geworden en haar dokter had hem geschreven dat ze niet veel langer zou leven. “Gelukkig kon ik haar nog eens bezoeken tijdens de laatste maanden van haar leven. Maar toen ze drie maand later stierf , werd ik niet in Hongarije toegelaten voor haar begrafenis.” In 1985 besliste Tihamerom het Belgische burgerschap aan te nemen zodat hij terug kon gaan naar Hongarije. Hij herinnert zich de angst wanneer hij voor de eerste keer naar zijn thuisland terugging. Op dat moment was het niet ongewoon voor iemand die terugkeerde om zo maar te “verdwijnen”.
Zijn moeilijk leven als een onvergezeld vluchtelingenkind heeft hem duidelijk geleerd om zijn huidig geluk hevig te koesteren. Het leven is voor hem beter geworden naarmate de tijd vorderde. “Wanneer ik aankwam als een kleine jongen – helemaal alleen – in een vluchtelingenkamp in Oostenrijk, voelde ik me verloren. Het kampleven was hard. Soms had ik zoveel honger dat ik houten takken at om niet te creperen.” Het was de wet van de sterkste. De sterksten in het kamp konden altijd meer voedsel krijgen dan de ouderen of de kinderen. Maar hij sloeg zich er op zijn manier door en verkreeg de vluchtelingenstatus in België. “Ik ben absoluut geen held,” zegt hij bescheiden. “Vluchtelingen zijn gewone mensen die simpelweg moeten vechten voor hun rechten en hun vrijheid. Iedereen zou hetzelfde doen in die omstandigheden. Het is moeilijker om verder te gaan met een “normaal” leven. Het is als opnieuw geboren worden: een nieuwe identiteitskaart, een nieuw land, een nieuwe taal, een nieuwe status en gewoonten. Ik ben dankbaar voor de hulp van UNHCR.”
Deel op Facebook Deel op Twitter