“Vaak tegen het gezonde verstand ingaat.”
Een hooggeplaatste UNHCR-functionaris, Volker Türk, stelt vraagtekens bij de manier waarop sommige Europese landen omgaan met mensen die willekeurig en wijdverspreid geweld in landen als Afghanistan, Irak en Somalië zijn ontvlucht. Hij stelt dat de aanpak van deze landen “vaak tegen het gezonde verstand ingaat.”
De UNHCR-directeur Internationale Protectie, Volker Türk, liet weten dat sommige asielstaten volhouden dat personen die conflicten of grootschalig geweld ontvluchten niet voldoen aan de definitie van vluchteling. Hij zei dit afgelopen dinsdag op een forum georganiseerd in Brussel ter gelegenheid van de opening van het Herdenkingsjaar, zestig jaar Vluchtelingenverdrag. Türk meent dat dit ingaat tegen de geest van het VN-Vluchtelingenverdrag uit 1951 wat “erop gericht is om vluchtelingen te beschermen.”
Türk, wiens speech ging over gebreken in de bescherming van vluchtelingen binnen Europa, merkte op dat er in de jaren ‘80 en ‘90 een debat is geweest in de Europese Unie over de kwestie van “vervolging door niet-gouvermentele eenheden.” Sommige landen argumenteerden dat vervolging door niet-gouvermentele eenheden niet voldoende is voor het verlenen van de vluchtelingenstatus. Deze discussie werd opgelost door de goedkeuring van een zogenaamde EU-Kwalificatie Richtlijn, welke een definitie van vervolging geeft dat vervolging door derden (gewone burgers) omvat .
Artikel 15c van de richtlijn geeft ook subsidiaire bescherming aan burgers die het gevaar lopen het slachtoffer te worden van willekeurig en wijdverspreid geweld wanneer zij worden teruggestuurd naar hun thuisland. Volgens Türk is deze bepaling een duidelijk voorbeeld van “ondoorzichtig woordgebruik als gevolg van een politiek compromis” en wordt het daardoor weinig gebruikt.
Türk wijst erop dat ondanks de EU-Kwalificatie Richtlijn sommige Europese landen nog steeds mensen terugsturen naar gebieden die worden geteisterd door algemeen geweld, bijvoorbeeld naar Afghanistan. Hier hebben de instabiele en veranderlijke aard van het conflict en de steeds verslechterende situatie een hoger aantal burgerslachtoffers tot gevolg, zijn er meer veiligheidsincidenten en ontvluchten een aanzienlijk hoger aantal mensen hun huis.
Terwijl Europa zich verliest in complexe discussies over juridische concepten, nemen Aziatische en Afrikaanse landen grote aantallen slachtoffers van algemeen geweld op, aldus Türk. Türk noemt als voorbeeld Syrië dat veel Irakezen opvangt, Pakistan dat Afghanen opneemt en Kenya dat een veilige haven biedt voor veel Somaliërs. Juridische debatten zouden niet de “noodzakelijkheid van bescherming” moeten overschaduwen.
Türk maakte bekend dat onderzoekers van UNHCR die de naleving van de Richtlijn controleren, tot nu toe steeds een zeer nauwe interpretatie van artikel 15c tegenkomen. In veel gevallen gaat die interpretatie volgens hem in tegen het gezonde verstand. Hij voegt eraan toe dat, omdat Artikel 15c zo weinig gebruikt wordt, er een kans bestaat dat het een “nietszeggend artikel wordt binnen de rechtsbescherming.”
Dit lijkt te worden veroorzaakt onder andere door de beperkte interpretatie van woorden als “ernstige schade,” “burger” en “willekeurig”, en de mate waarin sprake is van op de persoon gerichte aandacht.
In veel gevallen worden mensen niet erkend als vluchteling en krijgen zij geen aanvullende bescherming. Vaak worden zij wel beschermd tegen terugkeer naar hun land van herkomst op basis van nationaal recht. Dat recht verschilt binnen Europa aanzienlijk van land tot land. De vluchteling kan zich niet beroepen op een eenduidig pakket aan rechten.
Vorig jaar kwam ongeveer 20 procent van de asielzoekers die in Europa verbleven uit Afghanistan, Irak en Somalië. Zoals hier boven al vermeld is in deze landen sprake van algemeen geweld. Veel EU lidstaten zijn het echter niet eens met het standpunt van UNHCR dat het Verdrag van 1951 zo geïnterpreteerd kan en moet worden dat grote groepen mensen beschermd moeten worden als ze vrezen voor vervolging op grond van algemeen geweld.
Kurt Doermann, hoofd van de juridische afdeling van het Internationale Comité van het Rode Kruis, zei op de bijeenkomst dat er nieuwe vormen van conflict zijn ontstaan, maar burgerslachtoffers nog steeds behoefte hebben aan bescherming.
Sir Stephen Sedley, een rechter aan het hof van Engeland en Wales, bestempelde de Kwalificatie Richtlijn als een “slecht voorbeeld van wetgevende arbeid”. Katelijne Declerck van de Internationale Associatie voor Rechters van vreemdelingenrecht zei echter dat ze hoopt dat een meer samenhangende interpretatie van Artikel 15c kan helpen om een eenduidige reactie te geven op situaties waarbij burgers vluchten voor geweld.
Judith Kumin, directeur van UNHCR’s Europa Bureau en voorzitter van de bijeenkomst, merkte op dat de VN-Vluchtelingenorganisatie formeel gezien een adviserende rol heeft in het kader van het Algemeen Europese Asielbeleid. Het Europa Bureau werkt nauw samen met EU-landen en instituten om een zo effectief mogelijk systeem op te zetten, dat in lijn is met het Verdrag van 1951 en dat de gaten in de bescherming dekt.
Het forum werd dinsdag georganiseerd door UNHCR om te discussiëren over de omvang van de bescherming die mensen in Europa krijgen die gevlucht zijn voor de gevolgen van algemeen geweld. Dit in het kader van het 60-jarige bestaan van het Vluchtelingenverdrag. De deelnemers aan het forum waren personen van de rechterlijke macht, overheids- en EU-ambtenaren, academici en NGO-vertegenwoordigers.
Deel op Facebook Deel op Twitter